The Roydon Society -1: Blonde furie
Huddlesford, November 1990

Jason Cunningham haalde de vetersluiting van zijn rugtasje nog eens stevig aan, deed het enige licht in de kamer uit en liet zijn ogen een paar seconden aan het halfduister wennen. Het maanlicht dat door de ramen van zijn kleine pensionkamer viel flakkerde onregelmatig, het schijnsel onderbroken door wolkenflarden die op deze stormachtige avond langs de hemel joegen. Geen avond voor een ontspannen wandeling, maar dat had Jason ook niet op het oog. Dan was hij de voordeur wel uitgegaan inplaats van zoals nu door het voorzichtig opengeschoven raam.

Een week eerder was hij in Huddlesford aangekomen om daar vakantie te vieren. Net zijn school afgemaakt had hij besloten een adempauze in te lassen voor de lessen aan de universiteit begonnen. Een paar weken in een klein, landelijk dorpje hadden hem wel aangetrokken maar daar was hij na een paar dagen al van teruggekomen: Huddlesford was écht klein en de enige bezienswaardigheid voor hem als geschiedenisfreak, Roydon Castle, lag mijlen van het dorp. Omdat de Roydon Society er haar hoofdkwartier had was slechts een klein deel van het immense kasteel ('Geopend op zaterdagen van 10.00 tot 17.00 uur') te bezichtigen geweest. De rest van het bouwwerk was gemoderniseerd en als kantoorpand in gebruik.

De reis (per bus, ongeveer een half uur) en de wandeling vanaf het parkeerterrein (nog eens tien minuten maar dan wel steil omhoog) hadden hem er dagen van weerhouden om Roydon Castle te bezoeken. Gedreven door de onverwachte verveling was hij uiteindelijk toch aan de onderneming begonnen en hij moest toegeven: Het was de moeite waard. Het gebouw ademde de sfeer van de middeleeuwen perfect uit. De kantoren van de Society waren goed verborgen achter de metersdikke muren die niet alleen het kasteel maar ook de uitgestrekte boomgaard daar achter omringde. Hij kon zelfs een glimlach niet onderdrukken toen de gids wist te vertellen dat ook de werknemers van de Society elke dag de steile klim naar boven moest maken.

En dan het uitzicht vanaf de hoofdtoren... Zich wapenend tegen de stevige bries die er op die hoogte stond zag Jason het golvende landschap voor zich ontrollen, slechts doorsneden door een wild kronkelende rivier en her en der wat boerderijen aan de overkant van het meer dat de rots waarop het kasteel stond omringde. Hij stoorde zich zelfs bijna niet aan de verrekijkers die op strategische plekken op roestvrijstalen palen waren gemonteerd zodat je die feeërieke omgeving nog iets dichterbij kon halen.

En juist die verrekijkers hadden hem op het idee gebracht om zijn nachtelijke avontuur te beginnen...

Er waren er drie, allemaal gesitueerd aan de noordkant van de toren. Een was bezet door een wat oudere dame in Schotse rok die zichtbaar van haar uitzicht genoot, om de tweede werd gestoeid door twee jongens van een jaar of zes die de kijker al dollend om zijn as lieten tollen. Toen de gids nadrukkelijk kuchte, grepen de begeleidende ouders in: "Jack! Neem jij dan die andere!" Jack gehoorzaamde, maar even later klonk het klagelijk: "Pap, deze draait niet!"

De vader keek schouderophalend een andere kant op maar Jason's aandacht was gewekt. Even later, toen het groepje hangend tussen twee van de kantelen naar het verhaal van de gids luisterde liep hij ongemerkt de verrekijkers af. Vreemd, twee van de drie draaiden vrij om hun as maar de derde maakte maar een halve cirkel. De radius met zijn blik volgend belandde hij op de ommuurde boomgaard. Jason keek om zich heen. De andere twee kijkers bestreken de boomgaard niet, daarvoor stonden ze te ver naar buiten. Deze wel, maar juist die stand was geblokkeerd.

Hij boog voorover en tuurde naar beneden. Net op dat moment klonk er een waarschuwend "Niet doen meneer, de kantelen zijn zwak aan die kant!" van de gids. Maar was het toeval dat hij daar beneden iets metaalachtigs had zien schitteren tussen de bomen?

En daar liep hij nu, zijn lange blonde haren wapperend in de wind, half wandelend half sluipend langs dezelfde route die de bus een dag eerder genomen had. Hij had geen idee waar hij naar op zoek was of wat hij zou vinden. Er was alleen maar een vaag gevoel van achterdocht, een vreemde spanning die hem de slingerweg door het bos op joeg, over de brug naar het eiland liet sluipen... om daar de poort van Roydon Castle stevig gesloten te vinden.

Hij keek op zijn horloge. Kwart over twee. "Kom op Jason," mopperde hij in zichzelf, "Wat had je nou verwacht? Een welkomstcommitee?" en met die woorden begon hij, zo goed en zo kwaad als het ging op de steile rotsen, om de muren van Roydon Castle heen te sluipen. Voorzichtig eerst maar al gauw ("Er is toch geen kip in de buurt") springend en stuiterend. Eén keer maakte hij een schuiver en zeilde bijna het inktzwarte water van het meer in maar hij wist zich nog net in balans te houden door zich plat voorover te laten vallen. Een gelukje, want zo ontdekte hij het gat in de muur dat anders door struiken en klimop voor hem verborgen zou zijn gebleven.

Op handen en knieën, uiteindelijk plat tegen de grond, zijn rugzak voor zich uit schuivend, worstelde Jason zich door de nauwe doorgang. Buiten/boven hem was het weer omgeslagen: De harde wind had een onweersbui met zich meegevoerd en zo nu en dan werd de nauwe doorgang verlicht door de bliksemflitsen. Ineens sloegen regendruppels in zijn gezicht. Blijkbaar had hij het einde van de tunnel bereikt. Jammer genoeg bevond deze zich niet in het kasteel zelf maar in de boomgaard er achter.

Ietwat teleurgesteld zeeg hij vermoeid ineen, liet de regen op zich neerkomen zonder deze ook maar te voelen. Een diepe zucht slakend keek hij gedachtenloos voor zich uit, alleen nog maar denkend aan de koude, natte en vooral lange weg terug...

En toen gebeurde het: Een heftige bliksemflits verlichtte een jonge vrouw die even verderop op een betonnen voetstuk stond. Ze was naakt. Haar lange, blonde haren wapperden in de wind, en de manier waarop ze haar handen op haar rug hield deed Jason denken aan een boegbeeld: Haar benen waren kaarsrecht maar haar bovenlijf was op dezelfde wijze voorover gebogen om de wind te weerstaan.

Hij knipperde met zijn ogen, tuurde in de duisternis. De wind nam toe, huilde nu om de kantelen van de vesting, de regen met vlagen voortstuwend. Een reeks bliksemschichten verlichtte het tafareel nog één keer en hij huiverde.

Ze stond daar nog steeds, roerloos in de aanzwellende storm, de ogen gesloten en strak in de houding. Maar ze stond daar niet vrijwillig: Haar smalle polsen waren met zware, ijzeren ketenen aan elkaar verbonden en dezelfde boeien zaten ook om haar enkels. Tussen haar voeten rees vanuit het voetstuk een glanzende stalen buis omhoog waarvan Jason eerst nog dacht dat ze daar tegen áán gebonden was. Pas bij de laatste lichtflits merkte hij tot zijn ontsteltenis dat ze er op vastgepind stond: Het uiteinde van de buis verdween tussen haar opgerekte, gladgeschoren schaamlippen...


Frodo ©



main